Fiscaal gezien dient het waarderen van bedrijfsmiddelen te geschieden volgens een bepaalde methode. Deze methode bepaalt dat je bedrijfsmiddelen dient te waarderen tegen de historische kostprijs.

Maar daar blijft het niet bij. De historische kostprijs dien je dan nog te verminderen met de afschrijvingen die je hebt gepleegd op desbetreffend bedrijfsmiddel.

Afschrijving heeft te maken met het feit dat indien je een bedrijfsmiddel gebruikt deze op den duur door slijtage in gebruikswaarde zal dalen. Deze daling in gebruikswaarde dien je dan op te nemen in het resultaat.

Bij het hanteren van afschrijvingen is er wel een grens gesteld. Je kunt namelijk nooit meer afschrijven dan in dit geval de historische kostprijs vermindert met de restwaarde. De restwaarde is een eventueel geschatte eindwaarde.

Historische kostprijs

De historische kostprijs dien je ook volgens een bepaalde methode te bepalen. De historische kostprijs wordt bepaald door de aanschaffingskosten die betrekking hebben op het bedrijfsmiddel. Daarnaast dien je bij deze aanschaffingskosten ook bij te tellen de kosten die nodig zijn om het bedrijfsmiddel in zodanige staat te krijgen dat je deze kunt gebruiken voor het drijven van je onderneming.

Bij het in zodanige staat brengen van je bedrijfsmiddels moet je denken aan kosten voor bijvoorbeeld het installeren van zo’n bedrijfsmiddel. Ook kun je denken aan de transportkosten die nodig waren om het bedrijfsmiddel van de fabrikant naar jouw onderneming te vervoeren. Daarnaast kan ook nog de omzetbelasting die je niet kunt verrekken een rol spelen bij de bepaling van de aanschafkosten.

Bedrijfsmiddel zelf vervaardigd

Soms kan het voorkomen dat je een bedrijfsmiddel als ondernemer niet zelf aanschaft maar dat je dit bedrijfsmiddel zelf vervaardigt.

Ook dan dien je het bedrijfsmiddel te waarderen tegen de historische kostprijs. Alleen bestaat in dit geval de historische kostprijs niet uit de aanschafprijs omdat je het bedrijfsmiddel immers zelf hebt vervaardigd.

In dit geval bestaat de historische kostprijs uit de kosten die je hebt gemaakt om het bedrijfsmiddel te produceren. Deze kosten worden dan samengevat als de voortbrengingskosten. De voortbrengingskosten zijn op zich weer opgebouwd uit een aantal andere kosten.

Voortbrengingskosten

De kosten die vallen onder de voortbrengingskosten zijn de financieringskosten en de constante algemene kosten. De financieringskosten zijn aan een grens gebonden. Je mag alleen die financieringskosten meenemen in de historische kostprijs tot het moment waar je het bedrijfsmiddel voor je onderneming in gebruik gaat nemen.

Subsidie

Je kunt soms ook het geluk hebben dat je een subsidie van de overheid of een instantie ontvangt in verband met de aanschaf of gebruik van het bedrijfsmiddel. Indien dat het geval is in jouw situatie dan dien je deze subsidie in aftrek te brengen van de aanschafprijs of in het ander geval van de voortbrengingskosten.

Bedrijfsmiddel van geringe waarde

Natuurlijk kan het ook voorkomen dat je een bedrijfsmiddel aanschaft dat geen al te grote investering vergt. In dit geval is er namelijk sprake van een gering bedrag dat gepaard gaat met de aanschaf of voortbrenging van je bedrijfsmiddel.

Heb je met zo’n geval binnen je onderneming te maken dan mag je dit bedrijfsmiddel direct van je resultaat in aftrek brengen. Hier hoef je dus je bedrijfsmiddel niet eerst op je balans te plaatsen. Je kunt het direct als kostenpost opvoeren.

Of een bedrijfsmiddel van geringe waarde is kun je niet zo direct bepalen. Om dit juist te kunnen vaststellen dien je te kijken naar wat het bedrijfsmiddel precies voorstelt binnen de gebruikte bedrijfsmiddelen en ook dien je te kijken naar de situatie van je onderneming zelf.

Overige kosten van belang

Naast de aanschaf- en voortbrengingskosten dien je met nog een aantal kosten rekening te houden die eventueel wel of niet moeten worden geactiveerd op de balans. Hier moet je dan denken aan kosten die betrekking hebben op verbetering van het bedrijfsmiddel en kosten die betrekking hebben op het onderhoud van een bedrijfsmiddel.

De kosten van verbetering mogen niet ten laste van het resultaat gebracht worden. Deze dien je dus te activeren. De kosten van onderhoud daarentegen dienen juist niet geactiveerd te worden. Deze mogen in een keer ten laste van het resultaat gebracht worden.

Kosten hergebruik

Soms kan je ook met het feit te maken krijgen dat je voor een bedrijfsmiddel zodanige kosten hebt gemaakt met de bedoeling dat je het bedrijfsmiddel weer voor je onderneming kunt gaan gebruiken. Hier maakt het dan niet uit of je de kosten kunt onderbrengen onder verbetering of onderhoud.

In dit geval kunnen deze kosten gewoon tot de aanschaf- of voortbrengingskosten worden gerekend. Het gaat hier dan wel om een bedrijfsmiddel dat al aangeschaft is.

Zou je dus voor dit bedrijfsmiddel bepaald onderhoud plegen in de zin van laswerk of vervanging van versleten onderdelen dan behoren deze kosten allemaal tot de kostprijs van het bedrijfsmiddel die dus geactiveerd dienen te worden.

Dit is dan wel anders indien het gaat om een bedrijfsmiddel dat je reeds in gebruik hebt en daarvoor soortgelijke kosten maakt. In deze situatie is dat wel puur onderhoud en dien je deze kosten gewoon ten laste van het resultaat te brengen.

Bedrijfsmiddelen die je in je bedrijf gebruikt dienen volgens een bepaalde methode gewaardeerd te worden. Belangrijk hierbij is dat je een onderscheid maakt tussen bedrijfsmiddelen die je hebt aangeschaft en bedrijfsmiddelen die je zelf hebt vervaardigd. Heb je dit onderscheidt eenmaal gemaakt dan is het een kwestie van de juiste waarderingsregels toepassen.

Pin It on Pinterest

Share This