Bij het maken van de begroting dien je een onderscheidt te maken naar respectievelijk de kosten en opbrengsten aan de ene kant en aan de andere kant de uitgaven en ontvangsten.
Ga met het onderscheidt niet al te licht om. Het is een uitermate belangrijke verdeling.
Uitgaven en ontvangsten
Wanneer je hebt over de uitgaven en ontvangsten dan wordt daarmee bedoeld het geld dat je persoonlijk in bezit hebt en waar je mee werkt.
Je kunt dan denken aan geld dat je cash op zak hebt maar ook bijvoorbeeld het geld dat je op je bankrekening hebt staan. Heb je voldoende geld in bezit dan zal je ook makkelijke aan je verplichtingen kunnen voldoen. Dit wordt ook wel de cashflow of liquiditeitspositie genoemd.
Het bezit aan cash en bankrekeningen worden ook wel de liquide middelen genoemd.
Kosten en opbrengsten
Met kosten en opbrengsten gaat het in principe om hetzelfde alleen is er een wezenlijk verschil en dat is dat de kosten en opbrengsten betrekking hebben op jouw bedrijf en niet op jou als persoon. De kosten en opbrengsten bepalen uiteindelijk of er winst of verlies wordt gemaakt en op basis daarvan wat je bedrijf uiteindelijk waard is.
Enkele voorbeelden
Stel dat een klant een betaling verricht ter grote van € 119 inclusief BTW. Aan inkomsten heb je dan € 119 maar aan opbrengsten heb je maar € 100, want de BTW heeft niets met je winst te maken.
Je kunt ook een bedrag lenen van bijvoorbeeld familie. Stel dat dit € 5.000 bedraagt en je ontvangt dit op je rekening. Dan kun je als inkomsten wel de € 5.000 beschouwen maar dit betreft een schuld die je ooit zal moeten terugbetalen dus is het bedrag aan opbrengsten nihil of wel nul.
Ga je een van je leningen aflossen ter grote van € 10.000 in 5 jaar, elk jaar dus € 2.000 en over het openstaande bedrag betaal je 10% rente. Dan betaal je aan rente over een jaar € 1.000 en aan aflossing per einde van een jaar € 2.000. De kosten waar je dan mee te maken hebt over een bepaald jaar bedragen € 1.000 en de uitgaven bedragen € 3.000, namelijk € 2.000 aan aflossing en € 1.000 aan rente.